Rond 1900 was de das ook in Brabant algemeen voorkomend. In Brabant leefden rond 1900 ongeveer 2.500 dassen in 750 burchten. Daarbij werd vrijwel de totale provincie bestreken. In en rond de Loonse en Drunense Duinen woonden ongeveer 60 dassen in 17 burchten.
In de eerste helft van de vorige eeuw kwam er een kentering in het succesverhaal van de Brabantse das. Door de komst van prikkeldraad werden natuurlijke afscheidingen zoals heggen en wallen overbodig. Kunstmest maakte het mogelijk gebieden te ontginnen waarbij dat tot dan toe onmogelijk was. De natuur verloor veel aan waarde en de verandering van zijn leefgebied had grote gevolgen voor de das. Onwetendheid, vooroordelen en bijgeloof lagen ten grondslag aan een massale vervolging van de das. Burchten werden uitgegraven of volgestort, dassen vergiftigd, geschoten, of gestrikt. De haren van de das werden gebruikt voor (schilders)kwasten en dassenvet werd als een probaat middel gezien tegen winterhanden.
In 1947 werd de das beschermd door de jachtwet. De jacht op de das werd hiermee gesloten, maar men kon vergunningen aanvragen in geval van vermeende schade of overlast. In de jaren die volgden bleek dat de overheden bijzonder scheutig waren met het uitgeven van dergelijke vergunningen. De jacht ging in feite gewoon door. De dassenpopulatie kromp daardoor sterk en werd verdeeld in meerdere restpopulaties. Door het verlies van leefgebied en de nooit aflatende jacht, werden deze nog steeds op alle fronten belaagd. Daar kwam nog bij dat door het onbeperkte gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw (DDT) veel slachtoffers werden gemaakt. In Nederland kwamen nog maar 2.200 dassen voor en het zag er naar uit dat de das binnen korte tijd zou uitsterven. De dassenjacht werd nu definitief gesloten. De grote slachting onder de dassen door stroperij en jacht behoorden nu grotendeels tot het verleden maar eisten desondanks nog altijd hun tol.
1960
De tweede helft van de vorige eeuw bracht weinig verbetering. Nu de jacht was gestopt staken nieuwe gevaren de kop op. De welvaart ging een grote rol spelen, zelfs het resterende leefgebied bleef niet verschoond van de vooruitgang. Na 1950 veranderde het platteland drastisch. Het evenwicht tussen landbouw en natuur was compleet zoek. Het maximaal haalbare werd nagestreefd en de natuur werd compleet genegeerd. Overal verscheen prikkeldraad, poelen werden massaal gedempt, meanderende sloten en beken rechtgetrokken en plattelandsweggetjes verhard. Door de ruilverkavelingen werden de kavels vergroot en landschapselementen zoals heggen en bomen, die binnen deze kavels vielen, op grote schaal verwijderd. Het landschap verarmde daarnaast ook nog eens door monoculturen. Het kleinschalige boerenlandschap veranderde uiteindelijk in grote velden mais zover het oog kon reiken. Na 1960 groeiden de welvaart en de bevolking sterk. Doordat het aantal bewoners per woning daalde steeg de woningbouw explosief. In 30 jaar groeide het aantal woningen in Nederland met 150% van 2 naar meer dan 5 miljoen. Ontgrondingen, de aanleg van nieuwe wegen, industriegebieden, campings en bungalowparken zijn hier onlosmakelijk mee verbonden. Verlies van leefgebied, versnippering en verkeer vormden nu de grootste gevaren voor vele dieren waaronder de das.
1980
Tussen 1960 en 1980 werd het aantal bewoonde burchten in Nederland gereduceerd van 575 tot 379. Van de oorspronkelijke 12.000 km2 bewoond gebied waren er slechts restpopulaties over met een totale oppervlakte van een schamele 3.000 km2 (Vink en Wiertz). In deze korte periode verdween de das in Brabant volledig uit het gebied ten Westen van de lijn Oss-Venray. In 1980 waren er in Nederland nog maar 1.200 dassen over. 250 hiervan leefden in Brabant in 70 burchten, verspreid in de Maasvallei in het noordoostelijke deel van Noord-Brabant.
In 1981 werd vereniging Das & Boom opgericht. Deze trok luidruchtig en op geheel eigen wijze aan de bel. Ze stelde alle negatieve ontwikkelingen aan de kaak en maakte daarbij geen onderscheid tussen particulieren, boeren, jagers, natuurorganisaties, lokale en zelfs de landelijke overheden. Helaas werden hierbij vele mensen tegen het zere been geschopt maar het uiteindelijke doel werd bereikt. Door de samenwerking van verschillende organisaties en na het sluiten van vele compromissen kon gewerkt worden aan het gedeeltelijke herstel van de immense schade. Verkeersvoorzieningen zorgden voor een grote vermindering in het aantal verkeersslachtoffers en voor verbinding tussen deelpopulaties. Dassen werden geherintroduceerd, burchten geregistreerd, nauwgezet gecontroleerd en er werden beheersovereenkomsten afgesloten. Misstanden werden publiekelijk aan de kaak gesteld en bestraft.
De dassen kregen de kans hun oude verspreidingsgebied te herbevolken. Dit proces verloopt echter bijzonder traag. Pas als de bestaande territoria enigszins optimaal bevolkt zijn begint de das aan verspreiding buiten dit gebied. Dassen werden, ter versterking, uitgezet in kleine, stervende, restpopulaties en geherintroduceerd in tussenliggende gebieden om uitwisseling mogelijk te maken.
1990
In 1989 werden er drie en in 1991 twee dassen uitgezet op het landgoed Haanwijk bij St. Michielsgestel. Deze uitzetactie versterkte de bestaande deelpopulatie en behoedde de das voor het uitsterven in deze regio. In 1990 komen er ongeveer 1.600 dassen voor in Nederland, waarvan 300 in Brabant. In de periode tussen 1995 en 2001 steeg de populatie in Brabant van ongeveer 300 naar 500 dassen.
In 1999 werden 12 dassen geherintroduceerd in de Loonse en Drunense Duinen. Vanuit de uitzetrennen ging de populatie langzaam groeien. In 2001 en 2004 zijn er in totaal 9 dassen bij uitgezet om de populatie te versterken.
2000
Vanaf 2000 is er in de traditionele Brabantse dassenleefgebieden geleidelijk een verdichting in de populatie waarneembaar. Tot dan toe leefden er in veel territoria, door het hoge aantal (verkeers-)slachtoffers niet het optimale aantal dassen dat het territorium kan dragen. Als gevolg van de beschermende maatregelen is hier, plaatselijk, langzaam verandering in aan het komen. Door deze verdichting wordt er binnen relatief korte tijd een vergroting van het leefgebied verwacht. Door territoriale gevechten zullen er dassen gedwongen worden gebieden, waar ze lange tijd zijn uitgestorven, te herbevolken.
2008
In 2008 bedraagt het aantal dassen in Nederland circa 4.000, waarvan er per jaar ongeveer 800 worden doodgereden. In 2008 leven er in Brabant zo'n 850 dassen in 250 burchten. In de Loonse en Drunense Duinen leven nu inmiddels 55 dassen en zijn er 22 burchten, waarvan er 17 bewoond zijn. De dassenpopulaties blijven echter constant onder druk staan, met name door het intensieve verkeer. Jaarlijks wordt een vijfde van de totale dassenpopulatie slachtoffer van het verkeer. Er worden in Brabant jaarlijks alleen al ongeveer 80 doodgereden dassen geregistreerd. Het werkelijke aantal verkeersslachtoffers is veel groter.