Steun ons:
Wordt gesteund door:

Met vergoeding van schade die is ontstaan door toedoen van in het wild levende dieren, waaronder de das, is het Bij12 Unit Faunafonds belast.
Dassengedoogovereenkomst
Situatie van 1998 tot en met 2012
Het Faunafonds, dat een uitvoeringsorgaan was van het ministerie van Economische Zaken, kon met grondgebruikers een overeenkomst afsluiten voor wat betreft het met rust laten van een dassenburcht, een zogenoemde dassengedoogovereenkomst. Voorwaarde was dat de grondgebruiker een dassenburcht op of binnen een straal van 25 M tot zijn percelen moest hebben of dat een of meer van de pijpen van de dassenburcht op of binnen een straal van 25 M lagen. In dat geval werd een vast bedrag toegekend voor het gedogen van de burcht.
Daarboven kon een jaarlijks vast te stellen afkoopbedrag als schadevergoeding worden vastgesteld voor het feit dat dassen een (deel van) de gewassen van de agrariër beschadigden. Dergelijke bedragen werden eenmalig vastgesteld (voor de duur van de overeenkomst, maximaal 5 jaar). Het Faunafonds stelde de schade vast aan de hand van een taxatierapport van een taxateur.
Als tussentijds de eigendomssituatie wijzigde kon de overeenkomst met de nieuwe eigenaar worden voortgezet als deze zich tezamen met de oude eigenaar bij het Faunafonds had gemeld.
Aan de overeenkomst is tenslotte nog de voorwaarde verbonden dat degene met wie de overeenkomst wordt aangegaan belooft dat hij de dassen en de burcht met rust zal laten en zonodig zal afrasteren om te voorkomen dat vee in de nabijheid van de burcht kan komen.
Alle dassengedoogovereenkomsten die in 2011 actueel waren zijn verlengd tot en met 31 december 2015.
Huidige situatie, met ingang van 2013
Door het eerste kabinet Rutte is besloten om meer verantwoordelijkheden neer te leggen bij de provincies. Als gevolg daarvan zijn de provincies financieel verantwoordelijk voor vergoedingen van Unit Bij12 (het voormalige Faunafonds). Sinds 2013 wordt het werk van Bij12 daarom bekostigd door de provincies via een gemeenschappelijke regeling
en als samenwerkingsverband van de provincies.
Door de wijziging is een situatie ontstaan waarbij de gezamenlijke provincies besluiten of en op welke wijze de dassengedoogovereenkomsten in de toekomst worden afgesloten.
Voor 2016 is besloten dat alle grondeigenaren waarvoor in 2015 een dassengedoogovereenkomst bestond, begin 2016 zouden worden benaderd. Deze grondeigenaren hebben de mogelijkheid gekregen om voor een periode van 5 jaar, van 2016 tot en met 2020, opnieuw een overeenkomst af te sluiten. Verder zijn alle grondeigenaren benaderd aan wie in 2014 én 2015 een schadebedrag is uitgekeerd. Ook deze grondeigenaren hebben de mogelijkheid gekregen om voor deze periode van 5 jaar, een overeenkomst af te sluiten.
Voor overige eigenaren, zoals degenen die sinds kort een dassenburcht op of grenzend aan hun perceel hebben, is tot op heden geen dassengedoogovereenkomst mogelijk. Ook in toekomstige gevallen is niet voorzien.
Dassen zitten gelukkig niet stil en zijn aan een opmars bezig, dus deze situaties zullen zich beslist voordoen. Er is bij de Dassenwerkgroep Brabant al een aantal gevallen bekend. De grondgebruiker kan nog wel een vergoeding aanvragen voor geleden schade, maar komt niet in aanmerking voor een vergoeding voor het gedogen van de das en de aanwezigheid van de burcht. En dat terwijl hij ook door de aanwezigheid schade aan het perceel en derving van inkomsten ondervindt. We moeten er niet aan denken wat hiervan de mogelijke gevolgen kunnen zijn. Het zou niet de eerste keer zijn dat een dassenburcht wordt vernield en de erin levende dassen gedood. Uiteraard moet het ook in nieuw ontstane gevallen mogelijk zijn om zo'n overeenkomst af te sluiten. De aanwijzing tot beschermde soort is immers ook een overheidsmaatregel. We kunnen alleen maar hopen en er bij de provincies op aandringen dat op zeer korte termijn dit mogelijk wordt gemaakt.